NISPA Nijmegen Institute for Scientist-Practitioners in Addiction

Richtlijn Opiaatonderhoudsbehandeling (RIOB)

Waarom dit onderzoek?

De zorg en begeleiding, geboden door verpleegkundigen en artsen in de ambulante verslavingszorg, waren aan verbeteringen toe, zo constateerde onder andere de verpleegkundige beroepsvereniging. De zorg vanuit methadonposten, waar drugsverslaafde patiënten op regelmatige basis hun methadon krijgen uitgereikt, was niet goed geregeld. De verpleegkundigen zagen steeds vaker en meer patiënten aan de balie die ernstig ziek waren en die intensieve begeleiding nodig hadden. Aan de balie kon echter alleen maar sprake zijn van korte contacten die resulteerden in de aanpak van ad-hoc problemen en geen mogelijkheden boden voor intensievere begeleiding.

In 2004 werd mede op initiatief van het Platform 1e Geneeskundigen in de verslavingszorg, de Vereniging Verslavingsgeneeskunde Nederland (VVGN), de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrische Verpleegkunde (NVPV) en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie sectie verslaving (NVvP) een dringend beroep op de verslavingszorg gedaan om een landelijke richtlijn methadonverstrekking te ontwikkelen.

Binnen het onderzoeksprogramma Resultaten Scoren van ZonMw werd vanaf 2004 tot eind 2005 een richtlijn ontwikkeld die de kwaliteit van de ‘methadonverstrekking’ centraal stelde. Novadic-Kentron en Tactus waren onder begeleiding van het NISPA verantwoordelijk voor de totstandkoming van de Richtlijn Opiaatonderhoudsbehandeling (RIOB) en daaraan gekoppeld promotietraject.

Wat hebben we gedaan?

De richtlijn werd in twee stadia (2004-2005) ontwikkeld met in totaal vier instellingen en vijf methadonposten: een ontwikkelingsfase, waarin het uitvoeren van literatuurstudies centraal staat en een uitprobeerfase waarin een implementatie op kleine schaal belangrijk was. De fasen hebben niet los van elkaar gestaan maar liepen in elkaar over omdat ontwikkeling van inhoud, afstemming op het instellingsbeleid en aanpassing van de inhoud op basis van evaluaties nauw met elkaar samenhingen (zie Loth, 2007).

Er werden vier literatuurstudies gedaan, over 1) methadon, 2) buprenorfine, 3) psychiatrische AS-I co-morbiditeit bij opiaatafhankelijkheid, en 4) co-morbiditeit van psychoactieve stoffen. De uitkomsten waren de basis voor het vaststellen van de inhoud en de stappen in het proces. Aanvullend zijn er twee focusgroepen gedaan met cliëntenraden, werden er participerende observaties uitgevoerd, werden 34 semi-gestructureerde interviews afgenomen bij patiënten, en lazen patiënten mee met concepthoofdstukken (zie Lindenberg ea, 2013).

Tijdens de implementatiefase bij de verslavingszorgsinstellingen Tactus, Novadic-Kentron en Parnassia lag de focus op:
1) Triage, diagnostiek en behandelplan.
2) Voorschrijven medicatie en monitoren van de effecten daarvan.
3) Registratie en rapportage.

In 2011 – 2012 is op basis van

Update richtlijn (2011 -2012)

Bij de herziening is gebruik gemaakt van de volgende informatiebronnen: Richtlijnen aangaande de heroïnebehandeling en Suboxone-behandeling uit de Multidisciplinaire richtlijn Heroïnebehandeling, die begin 2013 verschijnt. Een update van het bestaande CCBH Manual Heroïneverstrekking (gezamenlijk project van Bouman GGZ en Tactus Verslavingszorg). Nieuwe praktijkinzichten die in de periode 2010 – 2011 via de landelijke Leergroep RIOB door de projectmedewerkers zijn geïnventariseerd.
Inbreng van patiënten, die via een focusgroepdiscussie zijn geraadpleegd over de concept herziene richtlijn.
Inbreng van experts, via voorleggen van de concept herziene richtlijn aan de Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland (VVGN) en Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN).

Update richtlijn (2011 -2012)

De RIOB richtlijn (2006) werd een van de veldnormen van Inspectie (IGZ), die in 2010 wederom een
toezichtbezoeken aflegde in de instellingen voor verslavingszorg. Zowel uit die IGZ-ronde als uit de eerder
genoemde visitatierondes bleek dat de hulpverlening in de dagelijkse praktijk was verbeterd, maar nog niet voldoende. Tijdens deze update van de RIOB bleek in een bijeenkomst met professionals dat zij op basis van de huidige financiering de zorg slechts moeizaam en gedeeltelijk kunnen verbeteren. Er was wel overeenstemming over het aanhouden van de belangrijkste normen in de RIOB als uitgangspunt voor de behandeling, ook al is het voor instellingen moeilijk om daaraan te kunnen voldoen. De invoering van de RIOB kan als groeimodel worden gezien, om stap voor stap de zorg verder te ontwikkelen en verbeteren. Op basis van de door professionals en patiënten opgedane kennis en ervaring en de nieuwste wetenschappelijke inzichten is de richtlijn herzien. Er is een aparte webpagina waar de RIOB is te vinden en er is een cliëntenfolder-pdf beschikbaar welke hier te downloaden is.

Wat is beschreven in de richtlijn?

De RIOB bestaat uit zes hoofdstukken met een omschrijving van de minimale begeleiding in de ambulante opiaatonderhoudsbehandeling. Hierin wordt aandacht besteed aan de visie op verslaving, de doelgroep, de intakeprocedure, de invulling, onderhoud en inbedding van de opiaatonderhoudsbehandeling. Centraal staan de samenwerking en de erkenning van een professionele opzet van de opiaatonderhoudsbehandeling vanuit de verslavingszorg. In de richtlijn zijn drie cliëntprofielen uitgewerkt: scenemijders, scenebezoekers en scenebewoners. Alle onderdelen zijn ruim voorzien van bijlagen waarin checklists, stappenplannen, takenlijsten, instrumenten, informatiefolders, voorbeelden en criterialijsten zijn opgenomen.  

Hoofdstukken RIOB met korte beschrijving

1.De cliënt in de opiaatonderhoudsbehandeling.
Vaststellen van de zorgzwaarte, handvatten voor bejegening, en invulling en organisatie van de medicatieverstrekking. Aandacht voor de bijzondere positie van allochtonen, vluchtelingen en vrouwen in de verslavingszorg.

2. Gegevensverzameling, zorgtoewijzing en behandelingsplan.
Aanbevelingen over de taken en verrichtingen van arts en verpleegkundige bij 1) het starten van de hulpverlening (verpleegkundig en geneeskundig onderzoek), 2) het multidisciplinair overleg en 3) het opstellen van een behandelingsplan.

3. Opiaatonderhoudsmedicatie.
Aanwijzingen voor het medicatiebeleid. Welke opiaatonderhoudsmedicatie is het meest geschikt voor cliënt? Welke andere medicatie is noodzakelijk? Er staat een opsomming in van de farmacologische aspecten van methadon en buprenorfine: verschijningsvorm, eigenschappen, contra-indicaties, bijwerkingen en interacties met andere middelen. De richtlijn gaat in op thema’s als het instellen op en verstrekken van de medicatie, onderzoek van de urine op het gebruik van psychoactieve stoffen, monitoring van de effecten tijdens de behandeling, en onthouding en craving. Verder is er aandacht aan de behandeling van speciale doelgroepen zoals clienten met hiv, tbc en hepatitisinfecties, verslaafde zwangere vrouwen, cliënten  met psychiatrische comorbiditeit, jongeren en ouderen, en clienten die tevens andere psychoactieve stoffen gebruiken. Tot slot geeft de richtlijn aanwijzingen voor het regelen van verstrekking gedurende vakantie en staan er vuistregels in voor de dosering wanneer een clienten  doseringen gemist hebben.

4. Organisatie van de opiaatonderhoudsbehandeling.
In de richtlijn staan de randvoorwaarden beschreven voor fysieke setting binnen de instelling (veiligheid en toezicht), de organisatie van de verstrekking bij de apotheek, cliëntgebonden rapportage en dossierbeheer, kostenraming, minimale samenstelling van het medisch team in de opiaatonderhoudsbehandeling alsmede taken en verantwoordelijk- heden en kennisontwikkeling.

5. Samenwerking met andere instellingen.
Omdat de clienten met verschillende instellingen in contact komen, zijn duidelijke afspraken over afstemming en samenwerking noodzakelijk. Een goede registratie van de medicatie-uitgifte is daarvan een onmisbaar onderdeel. De richtlijn gaat verder in op samenwerking met een algemeen ziekenhuis, GGZ-instellingen, penitentiaire instellingen en instellingen voor mensen met een verstandelijke handicap.

Wie zijn betrokken?

Richtlijn ontwikkeling & Implementatie (2005 – 2006)

Aanvraag: Platform 1e Geneeskundigen, Vereniging Verslavingsgeneeskunde Nederland (VVGN), Nederlandse Vereniging voor Psychiatrische Verpleegkunde (NVPV) en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie sectie verslaving (NVvP)

Financiering:                     Resultaten Scoren

Uitvoering:                        Tactus, Novadic-Kentron, Iriszorg, Vincent van Gogh Instituut en NISPA.

Projectleiding:                  Prof.dr. Cor de Jong, NISPA

Projectcoördinatie:           Chris Loth (Tactus), Lisette Oliemeulen (Novadic-Kentron).

Literatuurstudies:             Peter Vossenberg (Tactus), M.van Nieuwenhuys, Jellinek, Mijke van Gogh (Novadic-

                                          Kentron) en Lieke Knapen (Novadic-Kentron).

Update richtlijn (2011 -2012)

Onderzoeksteam:                     
Ir. Elske Wits (IVO)
Dr. Chris Loth (NISPA)
Prof. dr. D. van de Mheen (IVO)
Prof. dr. Cor de Jong (NISPA)

Publicaties

Buisman, W (2006) Richtlijn opiaatonderhoudsbehandeling. Verslaving, 2, 167–168.  DOI 10.1007/BF03075383

Loth, C. A. (2007). Implementatie van de Richtlijn Opiaatonderhouds behandeling in de dagelijkse verpleegkundige praktijk in de ambulante verslavingszorg. Nederlands Tijdschrift voor Evidence Based Practice, 5, 57-63.

Lindenberg, J, Oliemeulen, L, Loth, C, & de Jong, C (2010). Client en aan het woord in de Richtlijn Opiaatonderhoudsbehandeling. Verslaving, 6, 36-49.

Loth, C, Wits, E, De Jong, C, & Van de Mheen, D. (2012). Guideline Opiate Maintenance Treatment (RIOB): Herziene versie. Resultaten Scoren: Amersfoort.

Loth, CA (2013). From cram care to professional care: from handing out methadone to proper nursing care in methadone maintenance treatment: an action research into the development of nursing care in outpatient methadone maintenance clinics in the Netherlands.

RIOB richtlijn 2006

RIOB herziene versie 2012

RIOB cliëntenfolder

© 2024 Nispa ® alle rechten voorbehouden.